Totale Knie Prothese (TKP)
Het kniegewricht bestaat uit twee botdelen, het scheenbeen en het dijbeen. De uiteinden daarvan zijn bedekt met een laagje kraakbeen, zodat de knie soepel beweegt. Deze kraakbeenlaag is elastisch en kan schokken en stoten opvangen. Als een kniegewricht ernstig beschadigd of versleten is, is vervanging van het gewricht door een knieprothese vaak de enige oplossing. Elk jaar worden in Nederland vele duizenden knieprothesen geplaatst. Er zijn twee typen: de totale en de halve knieprothese. De meest gebruikte is de totale knieprothese, die het al het kraakbeen van zowel het dijbeen als het scheenbeen vervangt. Wanneer alleen de binnen- of buitenzijde van de knie moet worden vervangen spreken we van een halve knieprothese. De operatie is geen kleinigheid en het herstel vraagt veel wilskracht en inspanning van de patiënt en zijn of haar familieleden. Door een goede voorbereiding kunt u zich onnodige spanningen en teleurstellingen besparen.
Oorzaak
Er zijn verschillende afwijkingen die slijtage van het kniegewricht kunnen veroorzaken, zoals kraakbeen- en stofwisselingsziekten en kraakbeenbeschadiging door een fractuur. Wanneer in het verleden de meniscus verwijderd is, is er een verhoogde kans op slijtage. Meestal echter is de oorzaak onduidelijk. Reumapatiënten hebben vaak knieproblemen omdat reuma het kraakbeen aantast. Het kniegewricht kan zo ernstig beschadigd zijn, dat vervanging door een knieprothese noodzakelijk is.
Klachten
Bij een beschadigde of versleten knie treedt pijn meestal op bij (trap)lopen en lang staan. Ook startpijn komt voor. Fietsen levert doorgaans de minste klachten op. In een gevorderd stadium treedt verstijving op; er ontstaat een bewegingsbeperking waardoor strekking van de knie onmogelijk wordt. Ook kan zich een X- of O-beenstand ontwikkelen, waarbij de knie in toenemende mate moe en instabiel aanvoelt. De ernst van de aandoening wordt vastgesteld door lichamelijk onderzoek, röntgenfoto’s en eventueel met een kijkoperatie. Bij de beslissing om een knieprothese te plaatsen is het oordeel van de patiënt doorslaggevend. Die ervaart immers de last. De patiënt moet uiteindelijk zelf bepalen of hij of zij toe is aan de operatie.
Welke verdoving wordt toegepast?
De operatie geschiedt onder algehele narcose of plaatselijke verdoving. Plaatselijke verdoving kan worden gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor u weinig of niets van de operatie merkt. Bij opname kunt u uw keuze met de anesthesist bespreken.
Voorbereiding op de operatie
Voor de opname in het ziekenhuis wordt u meestal poliklinisch onderzocht door de internist en soms door de longarts of de cardioloog. Verder wordt bloed- en urine onderzoek verricht en wordt een E.C.G.(hartfilmpje) en een longfoto gemaakt. Dit is nodig om u lichamelijk zo goed mogelijk op de operatie voor te bereiden en zo de kans op problemen zo klein mogelijk te maken. Soms schrijft de specialist vóór de operatie fysiotherapie voor om u al met krukken te leren lopen.
Operatie
De orthopedisch chirurg geeft aan welk type prothese de voorkeur verdient en op welke wijze de prothese wordt vastgezet op het botweefsel, met of zonder botcement. Bij de operatie wordt de knie opengemaakt door een verticale snee van ongeveer twintig cm over de voorkant van de knie. Tijdens de operatie verwijdert de chirurg de aangetaste gewrichtsvlakken. Vervolgens wordt met speciale instrumenten het bot aangepast aan de vorm van de prothese, waardoor een goede verankering mogelijk is.
Een plastic schijf tussen de metalen delen van de prothese zorgt voor een soepel scharnieren. Tijdens en soms ook enige dagen na de ingreep krijgt u antibiotica om de kans op infectie te verkleinen. De ingreep duurt twee tot drie uur. Na de operatie gaat u naar de uitslaapruimte waar gedurende de eerste uren intensieve bewaking en controle plaatsvinden. Soms treedt na de ingreep misselijkheid op. Als u voldoende hersteld bent gaat u terug naar uw eigen afdeling. De eerste dagen na de operatie wordt tevens gezorgd voor een goede pijnstilling. Na de operatie heeft u een infuus en bij de wond zit een drain om bloed en wondvocht af te voeren. Soms is tijdelijk een blaascatheter nodig.
Klik hier voor een weergave van de operatie.
Nabehandeling
Enkele dagen na de operatie mag de patiënt al uit bed. Dan begint ook onder begeleiding van de fysiotherapeut het revalidatieproces, dat vooral bestaat uit het buigen en strekken van de knie.
In principe mag de knie direct volledig belast worden. Meestal kan de patiënt na tien tot veertien dagen naar huis. In sommige gevallen vindt revalidatie plaats in een verzorgingstehuis, verpleegtehuis of revalidatie-instelling.
Tijdens en na de operatie krijgt de patiënt medicijnen toegediend om trombose te voorkomen. total knee protheseZogenaamde bloedverdunners als Sintrom of Marcoumar worden meestal tot drie maanden na de operatie gegeven.
Tijdens de opname wordt bekeken in hoeverre de functie van de knie zich herstelt. Soms is het nodig de knie onder narcose door te bewegen om de revalidatie te bevorderen. In enkele gevallen is de aantasting van het kniekapsel dermate ernstig dat beweeglijkheid van de knie niet voldoende kan worden bereikt.
Sommige patiënten houden enige tijd last van de knieschijf of een geringe zwelling en warmte van de knie maar de klachten verdwijnen doorgaans vanzelf.
Complicaties
Ondanks alle zorg die besteed wordt aan de operatie, kunnen er soms toch nog complicaties optreden zoals:
-
Infectie van de knieprothese of het gebied er omheen
-
Nabloeding
-
Soms spoort de knieschijf niet goed. Dit geeft pijn bij buigen en het buigen is niet goed mogelijk.
-
Trombose.
Om dit te voorkomen krijgt de patiënt gedurende enige maanden bloedverdunnende middelen. -
Loslating van de prothese na langere tijd. Deze kan eventueel vervangen worden.
Leven met een knieprothese
Na plaatsing van een knieprothese is de pijn meestal verdwenen en de loopfunctie sterk verbeterd. Knieprothesen zijn tegenwoordig van hoogwaardige kwaliteit en er wordt voortdurend gewerkt aan perfectionering. De levensduur bedraagt gemiddeld tien tot vijftien jaar.
Voorzichtigheid blijft echter geboden. Een knieprothese kan bijvoorbeeld los gaan zitten. Vaak is dan het plaatsen van een nieuwe prothese wel mogelijk.
De kans op loslating met name op de lange termijn is de reden dat u jaarlijks of om de twee jaar blijvend gecontroleerd dient te worden. Een belangrijk onderdeel van deze controle is een röntgenfoto van de knie. In sommige gevallen leidt een infectie elders in het lichaam tot ernstige infectie rond de prothese. Het wordt afgeraden de “nieuwe knie” in werk en sport zwaar te belasten; de kans op beschadiging is dan immers groter. De orthopedisch chirurg kan u hierover adviseren.
In de volgende gevallen dient u met de behandelend arts contact op te nemen:
-
Als de wond gaat lekken.
-
Als de wond dik wordt en/of meer pijn gaat doen.
-
Als u niet meer op het been kunt staan, terwijl dit tevoren goed mogelijk was. Als knieprothesedrager blijft de kans op infectie, ook in de toekomst, bestaan. U moet uw huisarts, tandarts of specialist van te voren inlichten als tanden en kiezen getrokken worden, tandwortelbehandelingen plaatsvinden of operaties of andere inwendige ingrepen verricht worden. U moet tijdens deze ingrepen beschermd worden met antibiotica om zo het gevaar van infectie te vermijden.